Vandaag kreeg de motivatie even een dipje.
Na het extreem natte voorjaar blijven we nog steeds vechten tegen een overvloed aan slakken.
En als de slakken het nog niet opgegeten hebben, zijn er wel duiven mee weg.
En anders eten de hazen het op.
We zijn op een punt gekomen dat álles afgedekt moet worden met netten om zelfs maar een kans te maken. (En zelfs dan… want slakken hou je niet zomaar tegen. Rupsen ook niet zo…)
En die patatjes, wortels en knollen in de grond, waarvan wij dachten dat ze wél veilig waren?
Woelmuizen.
Iedereen die al verhalen hoorde over regeneratief en biologisch werken, herkent deze fase wel:
Door samen te leven met de natuur, krijgen de dieren weer meer plaats en kansen om te overleven.
Als je dan inrekent dat ze bijna nergens anders terecht kunnen, besef je dat je een groot aantrekkingspunt bent voor deze “plagen”.
Helaas duurt het even voor de natuurlijke vijanden van deze dieren óók hun aantallen hebben kunnen opkrikken, waardoor de natuurlijke balans even helemaal doorslaat.
Het valt te verwachten, dat onze weg naar een biodivers bedrijf niet altijd even gemakkelijk is.
En op zich is het ook een teken dat wij op de juiste weg zijn…
Maar als je voor de 3de keer een bed beplant met snijselder, en dat de dag nadien volledig werd opgegeten?
Als je een halve dag bezig bent geweest met plaats te maken in de serre, en de andere helft van de dag aan het zaaien bent geweest om enkel de slakkenpopulatie gevoed te hebben?
Ja dat is wel even vloeken.
Dus als jullie een roofvogel of wat eenden weten wonen… Je mag altijd een flyer in de bus gaan duwen!